In de jaren zeventig veranderde Nederland. Door de toegenomen welvaart, en de toegenomen mobiliteit werden vooral stedelijke gebieden anders ingedeeld. De nieuwe indeling was gebaseerd op ‘functionele’ gebieden met een concentratie van activiteiten. Zo ontstonden de eerste grote winkelgebieden in Nederland zoals Hoog Catharijne in Utrecht, de Rotterdamse Lijnbaan, de Kalverstraat in Amsterdam en Presikhaaf in Arnhem. Het werden autovrije gebieden waar je rustig kon winkelen. Ook werden supermarkten populair onder leiding van Albert Heijn. Grote grijze blokkendozen kwamen in iedere wijk. Kleine winkels werden ‘gesaneerd’, terwijl woonboulevards met daarnaast autostraten de klanten trokken.
Industrieterreinen en kantoorgebieden zorgden voor de werkgelegenheid, geconcentreerd op één locatie. Kantoorgebouwen kwamen dichtbij de snelweg. Met handig veel parkeergelegenheid. Wonen werd geconcentreerd in woonwijken met ontmoetingsgelegenheden zoals wijkcentra en sporthallen. In de jaren ’90 kwamen de vinexwijken, die speciaal ingericht waren op wonen en kinderen, met woonerven en speeltoestellen.
De ontvolking van dorpen
Met de auto ging men van gebied naar gebied. Of het nu ging om wonen, werken of winkelen. Zonder weemoed namen we afscheid van de dorpen en kleine plaatsen met cohesie en saamhorigheid. We werden individualistischer en lieten ons meedrijven in de vaart van de welvaart. Slaapsteden en de ontvolking van dorpen waren echter het gevolg. Steden werden groter en grote delen van Nederland hadden te maken met een afnemend leefklimaat. Het internet deed daar nog een schep bovenop. Goedkope producten vanuit de hele wereld waren binnen één klik te bestellen. De afname van het aantal non-food winkels in kleinere plaatsen voltrok zich haast stilzwijgend. Jammer, maar het zijn toch echt de klanten die deze ontwikkeling stimuleerden.
“De afname van het aantal non-food winkels in kleinere plaatsen voltrok zich haast stilzwijgend. Jammer, maar het zijn toch echt de klanten die deze ontwikkeling stimuleerden”
Corona veranderde consumentengedrag
En toen kwam de coronacrisis. Door overheidsmaatregelen veranderde het consumentengedrag. Tijdens lockdowns bleven we thuis, winkels en horeca sloten de deuren. Het effect laat zich raden. Het mkb kwam in de problemen en miste omzet. De consument kon slechts online terecht of kocht bij lokale ‘food’-winkels, zoals slagers, bakkers en supermarkten. Non-food werd steeds meer online gekocht, gedwongen door de gesloten winkels. De eerste fase van verandering was ingezet. Winkels kregen wel subsidie, maar deze moest ook worden terugbetaald. De winstgevendheid stond (en staat) onder druk.
Tweede fase van transitie
De tweede fase van transitie is ingezet met de energiecrisis. Hoge energieprijzen en een hoge inflatie leiden tot hogere kosten en een afname van de koopkracht van consumenten. De regering reageert passief. Maatregelen zijn “too little too late”. Daarbovenop stimuleert het compensatiemodel met hogere loonbelasting en belasting op energie (van 6 procent BTW naar 21 procent), de overlevingskansen voor het mkb niet. Faillissementen zullen het gevolg zijn en de regering kijkt toe.
Positief effect lockdowns
Maar de lockdowns hebben ook positieve effecten. We gingen eenzaamheid voelen. We gingen onze eigen leefomgeving weer waarderen, zoals dat ook het geval was in de jaren zeventig. We gingen familie en vrienden weer koesteren en op zoek naar sociale cohesie. We zagen plots dat winkelgebieden en supermarkten juist natuurlijke ontmoetingsplaatsen zijn in onze woongebieden. Er ontstond een hernieuwd besef dat lokale cohesie belangrijk is en dat winkels sociale isolatie tegengaan. Het begin van een nieuwe fase.
Kansen voor lokale winkels
Door corona wordt meer tijd besteed aan sociale contacten, sporten, vrienden, kinderen en je partner. De effectieve winkeltijd staat onder druk, maar de vrijetijdsbesteding is de kans voor lokale winkels. Door samen te werken in een winkelgebied. Door in te spelen op de klantwensen: winkels moeten een leuke en gezellige plek voor vrijetijdsbesteding zijn. Niet meer wachten op klanten, maar inspelen op wat de klant wil. Geef het goede gevoel (hedonie), creëer beleving, geef extra service en breng meer dan ooit het oude gevoel terug van vroeger: het (her)kennen en waarderen van je klanten.
Je moet als winkelier meer zijn dan een doorgeefluik van producten. Je moet oplossingen bieden voor de gevoelde problemen, van welke aard dan ooit: van een praatje met een eenzame klant, tot advies op maat.
“Niet meer wachten op klanten, maar inspelen op wat de klant wil”
Het kennen van je klanten is dus belangrijker dan ooit. Maar ook een hechtere samenwerking met andere winkeliers en leveranciers is noodzakelijk. Nieuwe ondernemende retailers laten zien hoe het ook kan. Het zijn jonge ondernemers, die inspelen op duurzaamheid. Deze nieuwe ondernemers met hun nieuwe concepten zullen leidend worden in de winkelstraat en de bezoekers trekken. Van boetieks tot speciaalzaken tot themawinkels.
De jonge ondernemers zijn gemotiveerd, sociaal en zelfverzekerd. Daar willen klanten naartoe. Een revival van de winkelstraat is – stilzwijgend – aan de gang. Deze nieuwe ondernemers zijn kleinschalig, zoeken goedkopere winkelpanden en leiden de verandering. Het oude gevoel van voor 1970 komt weer terug. Klanten bieden ze alle kansen, nu de regering en de lokale overheden nog. Het gaat om ons levensgeluk.